'))
Home >> Poker Online >> Pokertermen

Pokertermen

De volgende pokertermen worden in de meeste online poker varianten gebruikt.

All-in: je zet al het geld dat je op de pokertafel hebt liggen in. Dat doe je door je stapel fiches naar het midden van de tafel te schuiven; dat is de plek van de pot.

Ante: een inzet die spelers verplicht moeten maken om kaarten gedeeld te krijgen.

Bad beat: een speler verliest, terwijl hij volgens de kansberekening had moeten winnen.

Button: een markering die aangeeft wie deze ronde de dealer is. De button verplaatst zich elke ronde één speler met de klok mee.

Big blind (grote blind): een van de twee spelers die een verplichte inzet moeten doen voordat er ook maar één kaart is gedeeld.

Small blind (kleine blind): De eerste speler die een verplichte inzet moet doen. De kleine blind bedraagt de helft van de grote blind.

Blind: een verplichte blinde inzet die twee van de spelers aan een pokertafel moeten maken, zelfs als ze besluiten deze ronde te passen. Deze bet is er om spelers aan te moedigen hun hand te spelen.

Under the gun (UTG): Voor de flop is dit de speler die het eerst in actie komt na de grote blind. Deze persoon zit links van de grote blind.

Bubble: de situatie waarbij er nog één speler moet worden geëlimineerd voordat de resterende spelers kunnen doorgaan voor het prijzengeld.

Buy-in: de prijs voor deelname aan een pokertafel en het ontvangen van de fiches.

Call: als je “callt”, wil je doorspelen en ga je met de bet mee; je zet daarvoor hetzelfde bedrag in als de vorige speler.

Check: is er nog geen bet geplaatst, dan kun je “checken”, oftewel niets doen en afwachten.

Checkraise: eerst checken en vervolgens, nadat een andere speler een bet heeft geplaatst, raisen.

Draw: een hand waaraan nog een specifieke kaart ontbreekt om een winnende combinatie te vormen, zoals een hand met vier van de vijf kaarten voor een flush of straight.

Family-pot: de situatie waarbij in een bepaalde ronde de meerderheid van de spelers aan tafel actief is.

Flop: de eerste kaarten die worden omgekeerd op de tafel noemen we de flop.

Freeroll: een pokertoernooi waarvoor je geen buy-in hoeft te betalen, maar waarin je wel echte geldprijzen kunt winnen.

Heads-up: een pokertafel met nog maar twee spelers. Er zijn ook heads-up-toernooien waarbij er aan elke tafel twee spelers zitten.

Kicker: de kaart in je hand met de hoogste waarde, als die geen deel uitmaakt van een paar, three of a kind of een four of a kind. De kicker wordt gebruikt om de winnaar vast te stellen als meerdere spelers dezelfde winnende pokerhand hebben.

Muck: (1) Je kaarten folden (wegdoen) zonder ze te laten zien.
(2) De stapel met gefolde kaarten.

No-limit: een pokervariant waarbij er letterlijk geen limiet geldt voor het bedrag dat je kunt inzetten.

Nuts: de beste hand. Out: een specifieke kaart die je nodig hebt om je hand af te maken. Voor het berekenen van de winkansen van je hand, vergelijk je de hand odds met de pot odds. Om dat te doen moet je je outs tellen.

Pocket-pair: een paar dat je in je starthand hebt (de eerste twee kaarten die je als speler gedeeld krijgt).

Pot: het totale geldbedrag waarvoor er tijdens een hand gespeeld wordt.

Pot-limit: een pokervariant waarbij het maximumbedrag dat je mag inzetten gelijk is aan de hoogte van de pot.

Implied odds: een schatting van het uiteindelijke bedrag van de pot om te bepalen hoe je verder moet spelen. Bijvoorbeeld: als je ervan uitgaat dat de volgende twee spelers bets zullen plaatsen, zullen de pot odds goed genoeg zijn om te callen met je flush van vier kaarten.

Pot-odds: een vergelijking tussen het bedrag dat je hebt ingezet met de huidige hoogte van de pot. Heb je bijvoorbeeld $ 20 ingezet in een pot van $ 100, dan zijn je pot-odds 5:1. Vergelijk je pot-odds met je hand-odds om te zien of het de moeite is om te callen of raisen, of dat je beter foldt.

Rake: een percentage van de pot dat naar de bank gaat.

Rebuy: extra fiches kopen na je aanvankelijke buy-in.

Ring-game: een andere benaming voor een “cash-game”; een spel dat met echt geld wordt gespeeld in plaats van fiches River: de laatste kaart die gedeeld wordt. Afhankelijk van de pokervariant kan deze kaart worden gedeeld als gemeenschapskaart – voor alle spelers – of als de laatste kaart in de hand van een individuele speler.

Short stack: dat heb je minder fiches hebt dan de andere spelers.

Side-pot: een extra pot die wordt gebruikt als er een speler all-in gaat en een andere speler een grote bet plaatst. Het extra geld wordt in de side-pot geplaatst.

String-bet: een speler callt en raist tijdens dezelfde beurt met als doel de reacties van zijn tegenstanders te lezen. Deze actie is niet toegestaan.

Suited: Kaarten van dezelfde kaartkleur, zoals 10♦ en Q♦.

Tell: onbewuste signalen die de stijl een speler verraden. Het zijn vaak lichamelijke reacties die verraden wat iemand voor hand heeft of wat iemand gaat doen.

Tilt: hiervan is sprake als iemands spel lijdt onder zijn emoties.

Turn: de vierde gemeenschapskaart (ook wel “fourth street”) die op tafel wordt omgekeerd. Je kunt deze kaart gebruiken om je hand af te maken.


Beste Pokerrooms

Heb je je de termen in deze lijst met pokertermen eigen gemaakt, lees dan onze artikelen over pokertips en poker strategieen.

Geef je mening over deze Review

Voeg beoordeling toe